Mattheüs 9:23-28 Statenvertaling (SV1750)

23. En als Jezus in het huis des oversten kwam, en zag de pijpers en de woelende schare,

24. Zeide Hij tot hen: Vertrekt; want het dochtertje is niet dood, maar slaapt. En zij belachten Hem.

25. Als nu de schare uitgedreven was, ging Hij in, en greep haar hand; en het dochtertje stond op.

26. En dit gerucht ging uit door dat gehele land.

27. En als Jezus van daar voortging, zijn Hem twee blinden gevolgd, roepende en zeggende: Gij Zone Davids, ontferm U onzer!

28. En als Hij in huis gekomen was, kwamen de blinden tot Hem. En Jezus zeide tot hen: Gelooft gij, dat Ik dat doen kan? Zij zeiden tot Hem: Ja, Heere!

Mattheüs 9