15. En het geschiedde, toen hij wederkwam, als hij het koninkrijk ontvangen had, dat hij zeide, dat die dienstknechten tot hem zouden geroepen worden, wien hij het geld gegeven had; opdat hij weten mocht, wat een iegelijk met handelen gewonnen had.
16. En de eerste kwam, en zeide: Heer, uw pond heeft tien ponden daartoe gewonnen.
17. En hij zeide tot hem: Wel, gij goede dienstknecht, dewijl gij in het minste getrouw zijt geweest, zo heb macht over tien steden.
18. En de tweede kwam, en zeide: Heer, uw pond heeft vijf ponden gewonnen.
19. En hij zeide ook tot dezen: En gij, wees over vijf steden.