Genesis 21:27-32 Statenvertaling (SV1750)

27. En Abraham nam schapen en runderen, en gaf die aan Abimelech; en die beiden maakten een verbond.

28. Doch Abraham stelde zeven ooilammeren der kudde bijzonder.

29. Zo zeide Abimelech tot Abraham: Wat zullen hier deze zeven ooilammeren, die gij bijzonder gesteld hebt?

30. En hij zeide: Dat gij de zeven ooilammeren van mijn hand nemen zult, opdat het mij tot een getuigenis zij, dat ik dezen put gegraven heb.

31. Daarom noemde men die plaats Ber-seba, omdat die beiden daar gezworen hadden.

32. Alzo maakten zij een verbond te Ber-seba. Daarna stond Abimelech op, en Pichol, zijn krijgsoverste, en zij keerden wederom naar het land der Filistijnen.

Genesis 21